Hoofdstuk 10
In haar lichtblauw Midget reed ze achter me aan naar het restaurant ten zuiden van Oxford en ze nam een koud glas fris met vruchtjes erbovenop en een tik onderin.
'Pa heeft zich uitgesloofd met Notebook tot hij er blauw van zag,' zei ze, en ze tuitte haar lippen om het rietje, dat als een mast oprees uit het krui-ijs van vruchtjes.
'Sommige leren het nooit,' zei ik.
Ze knikte. Uitwisseling van beleefdheden afgerond, dacht ik bij mezelf; zij had indirect excuses gemaakt voor het onmogelijke gedrag van het paard en ik had erkend dat haar vader zijn best had gedaan het te leren springen. Er zijn trainers - niet de gerenommeerden, zoals William Finch - die schijnen te denken dat een grasgroene nieuweling nergens beter kan leren springen dan juist in een koers; zo iets als een kind tegen de Eiger op sturen zonder voor te doen hoe je moet klimmen.
'Waarom ben jij ooit accountant geworden?' vroeg ze. 'Het is zo'n duf beroep.'
'Vind je?'
Ze gunde me de weldaad van haar grote ogen in al hun glorie. 'Jij dus duidelijk niet,' zei ze. Ze hield haar hoofd een beetje schuin en keek me peinzend aan. 'Je maakt geen dorre en saaie indruk en je dóét niet dor en saai, dat geef ik toe.'
'Rechters zijn bezadigd, verpleegsters zijn toegewijd, mijnwerkers zijn helden, schrijvers drinken.'
'Met andere woorden: verwacht niet dat mensen beantwoorden aan hun stereotype?'
'Precies,' zei ik.
Ze glimlachte. 'Ik ken Trevor al sinds mijn zesde.'
Dat was een scherpe. Trevor, een man met voor geen stuiver fantasie, kon met recht worden geclassificeerd als dor en saai.
'Ga door,' zei ze. 'Waarom?'
'Zekerheid. Vaste baan. Goed betaald. Gewoon, wat iedereen wel wil.'
Ze keek me effen aan. 'Je liegt.'
'Hoe kom je daar zo bij?'
'Iemand die voor niets zijn leven riskeert in een hindernisren is niet zo ingesneden op zekerheid, een vaste baan en geld.'
'Vanwege mijn moedertje, dan,' zei ik spottend.
'Moest je van haar?'
'Nee.' Ik aarzelde, want eigenlijk had ik nog nooit aan iemand verteld hoe het kwam dat ik was opgegroeid met een fanatisme zo vurig en krachtig als een roeping. Jossie wachtte geamuseerd af hoe het verder zou gaan.
'Ze had een waardeloze accountant,' zei ik. 'Ik had beloofd dat ik het over zou nemen als ik groot was. Het is een soort smartlap.'
'En heb je dat gedaan?'
'Nee. Ze ging dood.'
'Wat een sofverhaal.'
'Ja, dat zei ik al. Een pure smartlap.'
Met een minder smalende uitdrukking op haar gezicht roerde ze met haar rietje door de vruchtjes. 'Je bent bang dat ik je zal uitlachen.'
'Nou en of,' zei ik.
'Waag het er dan maar op.'
'Kijk, eh... het was geen zakenvrouw, mijn moeder. Mijn vader kwam om het leven bij een schlemielig ongeluk en dus stond zij er alleen voor. Ze was rond de dertig en ik was negen.' Ik zweeg. Jossie lachte niet, dus ploeterde ik verder. 'Ze huurde in Ryde een huis vlak aan het water dat ze dreef als vakantiehotel, een soort veredeld pension. Comfortabel, maar geen drankvergunning, dat werk. Zodat ze er dus was als ik thuiskwam van school en in de vakanties.'
'Dapper,' zei Jossie. 'Ga door.'
'Je kunt het verhaal verder zelf wel afmaken.'
Ze zoog haar glas leeg tot op het droesem en maakte borrelende geluidjes door het rietje. 'Ja,' zei ze. 'Ze was prima als kokkin en gastvrouw en geen cent waard bij het vaststellen van hoeveel ze in rekening moest brengen.'
'Ze betaalde ook belasting over geld dat ze als onkosten had moeten opvoeren.'
'En dat is slecht?'
'Idioot.'
'Ga nou door,' spoorde ze me aan. 'Een verhaal uit jou trekken is erger dan paddestoelen zoeken.'
'Soms zat ze te huilen als ik thuiskwam, meestal ’s winters als er geen gasten waren. Het is een hele schok voor een kind van een jaar of tien om zijn moeder te zien huilen, dus je kunt wel zeggen dat ik geschokt was. Ik had ook wel iets van beschermingsdrang, denk ik. Hoe dan ook, eerst dacht ik dat het nog steeds door het verlies van mijn vader kwam. Later drong het tot me door dat ze altijd huilde als ze bij meneer Jones was geweest, haar accountant. Ik wilde dat ze me zei wat er was, maar ze zei dat ik nog te jong was.'
Ik onderbrak mijn verhaal weer. Jossie zuchtte van ergernis en zei: 'Ga nou toch dóór.'
'Ik zei dat ze bij meneer Jones weg moest gaan en een ander moest nemen. Zij zei dat ik het niet begreep, dat ik nog te klein was. Ik beloofde haar dat ik later accountant zou worden en alles voor haar zou regelen.' Mijn mond vertrok in een stroeve glimlach. 'Toen ik dertien was ging ze op een ochtend naar Boots en kocht tweehonderd aspirines. Ze roerde ze door een glas water en dronk het leeg. Toen ik thuiskwam van school lag ze op haar bed. Ze had een briefje voor me achtergelaten.'
'Wat stond erop?'
'Er stond op: "Beste Ro, het spijt me, liefs, mama."'
'Arme vrouw.' Jossie lachte niet, ze knipperde met haar ogen.
'Ze had een testament gemaakt,' zei ik. 'Gewoon met de hand geschreven, op een velletje briefpapier. Ze liet alles aan mij na, dat wil zeggen haar persoonlijke bezittingen en verder niet veel. Ik bewaarde haar hele boekhouding. Ik werd een paar jaar lang heen en weer geschoven van de ene oom en tante naar de andere, maar die boeken bewaarde ik veilig, en toen heb ik een andere accountant gevraagd er eens naar te kijken. Die zei tegen me dat meneer Jones scheen te hebben gedacht dat hij werkte voor de belasting en niet voor zijn cliënt. Ik zei tegen hem dat ik accountant wilde worden en ik heb me precies laten uitleggen wat meneer Jones fout had gedaan. Nou, zo is het gekomen. Dat is het hele verhaal.'
'En je bent nog steeds bezig meneer Jones zijn nek om te draaien om je moeders tranen te drogen?' Het plagerige toontje was terug, maar milder.
Ik glimlachte. 'Ik vind het vak leuk. Al was ik misschien nooit op het idee gekomen als meneer Jones er niet was geweest.'
'Leve de schurken dus.'
'Hij was hypercorrect. Een eigenwijze, verwaande kwast. Er lopen nog altijd heel was lui als Jones rond, die hun cliënten niet wijzen op alle wettige manieren om je aan belasting te onttrekken.'
'Wat?'
'Het is idioot om belasting te betalen als het niet hoeft.'
'Ja, nogal logisch.'
'Maar er zijn wel een heleboel mensen die dat doen. Omdat ze niet beter weten of verkeerd geadviseerd worden.'
Ik bestelde nog eens hetzelfde en zei tegen Jossie dat nu de beurt aan haar was om met familiegeheimen voor de dag te komen.
'Moeder?' zei ze verbaasd. 'Ik dacht dat de hele wereld het wel wist van mijn moeder. Die kanoot als een jojo de Amazone op en neer en rooit oude beschavingen. Stuurt heet van de naald bloedserieuze artikelen naar obscure tijdschriften. We hebben haar al jaren niet gezien, pa en ik. In januari krijgen we altijd een telegram "Gelukkig Kerstfeest."'
Het begon me te dagen. 'Christabel Saffray Finch! Onversaagd ontdekkingsreizigster die rondragt in de regenwouden?'
'Ma,' knikte Jossie.
'Je meent het.'
'Helaas wel.'
'Trevor heeft me dat nooit verteld,' zei ik. 'Maar dat is ook niks voor hem, eigenlijk.'
Jossie grinnikte. 'Trevor keurt het af. Trevor keurt het ook altijd af als vader een beetje troost zoekt. Bij tantes, zoals ik ze altijd noemde. Nu noem ik ze Lida en Sandy.'
'Hij is erg discreet.' Zelfs op de renbaan, waar de roddel toch een bloeiend bestaan leidt, had ik niet van Lida en Sandy gehoord. En evenmin dat Cristabel Saffray Finch, lieveling der antropologische documentaires, de vrouw van William was.
'Sandy is zijn steevast zieke secretaresse,' zei Jossie. 'Ze onderhoudt een continue pendeldienst tussen bronchitis, pijn in haar rug en abortus.'
Ik schoot in de lach. 'En Lida?'
Ondanks de luchtige toon kwam er plotseling een kwetsbare trek op Jossies gezicht.
'Lida lijkt wel een lintworm, zoals ze hem te pakken heeft. Ik kan haar niet uitstaan. Laten we het over eten hebben, ik rammel.'
We bekeken de menukaart en bestelden, dronken ons glas leeg, en gingen aan tafel in de eeuwenoude eetzaal - stenen muren, ongeverfde eiken balken, rood fluweel en gedempt licht.
Jossie at alsof tailles altijd slank blijven, een verademing na de peuzelpoes die ik de laatste keer mee uit eten had genomen.
'Vooraan gestaan bij het uitdelen,' zei ze voldaan, terwijl ze een in de schil gepofte aardappel smoorde onder een berg boter. Ik bedacht dat haar stofwisseling niet het enige was waarmee ze vooraan had gestaan bij het uitdelen. Een helder verstand, een fascinerend gezicht, een lang en slank lichaam; in de natuur hoef je niet om nivellering te komen.
Aan de meeste tafeltjes om ons heen zaten twee of vier mensen zachtjes met elkaar te praten, maar het leeuwedeel van het rumoer kwam van een groter gezelschap, dat aan de andere kant van de zaal bij de muur zat.
'Ze kijken steeds deze kant uit,' zei Jossie. 'Ken je ze?'
'Die met zijn rug naar ons toe lijkt me Elroy Ellestok.'
'O ja? Zijn overwinning aan het vieren?'
Elroy Ellestok, die zijn bijnaam te danken had aan zijn uiterst dunne beentjes, had mij in de kleedkamer in Towcester angstvallig gemeden en had vast grondig de smoor in nu ik bleek te eten in de zaak waar hij stamgast was. Hij was een van mijn jockey-cliënten, maar de vraag was hoe lang nog. Ik was op dat moment nou niet zijn boezemvriend.
Het rumoer kwam echter niet van hem, maar van de man met het norse gezicht en de van nature harde stem aan het hoofd van de tafel.
'Niet kijken,' zei ik tegen Jossie.
Boven de salade en de biefstuk keken de grote ogen me aan.
'Struisvogeltje spelen?' zei ze.
Ik knikte. 'Als we onze kop in het zand steken heeft de storm ons misschien niet in de gaten.'
Maar de storm leek eerder in kracht toe te nemen. Woorden als 'Klootzak' kwamen gemakkelijk uit boven het algemene geroezemoes en alom spitste de afzijdige meerderheid de oren.
'O-o,' zei Jossie, maar zo te zien speet het haar allerminst, 'we krijgen gedonder, het komt op hoge poten deze kant op.'
'Hè, Jezus.'
Ze grinnikte. 'Held!'
Het gedonder arriveerde met de behoedzame bewegingen van iemand die een béétje dronken is. Achter in de veertig, schatte ik. Lengte rond een meter zeventig, kort donker haar, blozende wangen en agressieve ogen. Hij kwam vierkant naast me staan en keurde Jossie geen blik waardig.
'Ik hoor net van mijn zoon dat jij die lul van een Roland Britten bent.' Behalve fortissimo sprak hij lichtelijk met dikke tong.
Hem negeren zou alleen maar een knokpartij uitlokken. Ik legde mijn mes en vork neer. Leunde achterover in mijn stoel. Deed alsof hij beleefd naar iets had geïnformeerd.
'Is Elroy Ellestok een zoon van u?'
'Dat is hij godverdomme zeker, ja,' zei hij.
'Mooie overwinning vandaag,' zei ik, 'Bravo.'
Het snoerde hem krap twee seconden de mond.
'Hij hoeft jouw "Bravo" niet, klootzak.'
Ik wachtte gelaten, zonder iets te zeggen. Met een zware kegel boog Elroy senior zich voorover en hield me een beschuldigende vinger onder de neus.
'Jij laat mijn zoon met rust, begrepen? Hij doet niemand kwaad. Hij hoeft geen hufters als jij die hem bij de belasting verlinken. Een judas, dat ben je. Achter zijn rug om. Een vuile verrader, dat ben je.'
'Ik heb hem niet verraden.'
'Wat?!' Hij zwaaide uitdagend zijn vinger heen en weer. 'Dank zij jou kan hij zich blauw betalen, hè? Ze moesten je opsluiten, klootzak. Zou je verdiende loon zijn.'
Met een effen gezicht verscheen bij Elroy's schouder de gerant.
'Neemt u me niet kwalijk, meneer,' begon hij.
Als een stier draaide Elroy zich naar hem om. 'Lazer op, jò, majordomus. Of wat je ook bent. Lazer op. Ik heb wat te zeggen, en pas als ik uitgepraat ben ga ik weer zitten, ja? Niet eerder.'
De gerant droop af en Elroy wendde zich weer tot zijn hoofdslachtoffer, In Jossies strak op hem gerichte ogen stond afkeuring te lezen, maar dat bracht hem niet in het minst van zijn stuk.
'Ik heb gehoord dat je net een dag of tien opgesloten hebt gezeten en dat je ontsnapt bent. Verrot jammer. Een lul als jij hoort niet vrij rond te lopen. Wie het ook gedaan heeft, hij had groot gelijk.'
Ik zei niets. Elroy wendde zich half af, maar hij had nog veel meer op zijn lever. Hij richtte zich alleen maar tot een groter gehoor.
'Weten jullie wat die klootzak mijn zoon geflikt heeft?'
Zijn publiek wendde met oerbritse gêne de blik af, maar of het wilde of niet, het antwoord kreeg het evengoed.
'Die vuile kruiperige hielenlikker is naar de belasting geslopen en heeft gezegd dat mijn zoon wat geld had waarover hij geen belasting had betaald.'
'Het is niet waar,' zei ik tegen Jossie.
Hij draaide zich vlug weer naar mij om en priemde de gestrekte vinger onder mijn neus. 'Vuile leugenaar. Opsluiten is godverdomme nog te goed voor een lul als jij.'
De bedrijfsleider kwam erbij, een nerveuze gerant achter zich aan.
'Meneer Elroy,' zei de bedrijfsleider beleefd, 'een fles wijn voor u en uw gezelschap, met de complimenten van het huis.' Hij gaf de gerant een teken, en die bood zwierig een fles Bordeaux aan.
De bedrijfsleider was een goedgeklede jongeman die me deed denken aan Vivian Iverson. Zijn onverwachte olie had een ongekend effect op de storm, want die luwde en ging met nog wat binnensmonds gemompelde 'Klootzakken' terug naar zijn tafel.
De mensen aan de andere tafeltjes zaten zogenaamd geanimeerd te praten, maar ondertussen keken ze toe hoe de gerant de fles voor Elroy ontkurkte en de gratis wijn inschonk. De bedrijfsleider kwam onopvallend weer bij Jossie en mij langs.
'Uw diner komt voor onze rekening, meneer.' Hij zweeg tactvol. 'Meneer Elroy is een gewaardeerde klant.' Hij boog nauw merkbaar en liep zonder een antwoord af te wachten verder.
'Wat een ijskoude, zeg,' zei Jossie, die kookte van woede.
'Wat een vakman.'
Ze staarde me aan. 'Doe je dat vaak, rustig blijven zitten als ze je voor klootzak uitmaken?'
'Eens per week en twee keer op zondag.'
'Geen ruggegraat.'
'Als ik was opgestaan en hem een lel had gegeven was onze biefstuk koud geworden.'
'Die van mij ís ook koud.'
'Bestel een nieuwe,' zei ik. Ik ging verder met eten en even later volgde Jossie mijn voorbeeld.
'Vertel nou,' zei ze. 'Ik brand van nieuwsgierigheid. Waar ging dat allemaal over?' Ze keek in het rond. 'Er wordt druk over je gefluisterd op het ogenblik, en zo te zien kom je er niet best af.'
Terwijl ik wat sla aan mijn vork spietste zei ik: 'In het algemeen moeten mensen niet van hun accountant verwachten dat hij hen helpt de wet te overtreden.'
'Ellestok?'
'En accountants kunnen helaas niet tegen derden over hun cliënten praten.'
'Meende je dat net?'
Ik zuchtte. 'Een cliënt die met zijn accountant de koppen bij elkaar wil steken om op grote schaal belasting te ontduiken springt natuurlijk geen gat in de lucht als de accountant weigert.'
'Tja.' Ze kauwde opgewekt. 'Dat snap ik.'
'En,' ging ik verder, 'een accountant die zo'n cliënt de raad geeft de buit aan te geven en er belasting over te betalen omdat die nare jongens van de fiscus er anders onherroepelijk achter komen, zodat er ook nog eens een boete bovenop komt en de man zich uiteindelijk lelijk in de vingers snijdt omdat hij niet alleen voor dit geval gepakt wordt, maar elke aangifte die hij in de toekomst doet met een vergrootglas zal worden bekeken en ze hem eeuwig om iedere cent op zijn huid zullen blijven zitten en om twee uur 's nachts met rechercheurs zijn huis zullen komen uitkammen...' Ik baalde adem. '...zo'n accountant valt misschien niet bij iedereen in de smaak.'
'Het is niet eerlijk.'
'En een accountant die het vertikt de wet te overtreden en een cliënt die met alle geweld wil knoeien aanraadt zijn klandizie elders onder te brengen, zo'n accountant loopt de kans voor klootzak te worden uitgemaakt.'
Ze nam het laatste hapje biefstuk en legde haar bestek neer. 'Klikt die hypothetische accountant tegen de belasting?'
Ik glimlachte. 'Als de cliënt zijn cliënt niet meer is weet hij niet of zijn ex-cliënt al dan niet belasting ontduikt. Hij klikt dus niet, nee.'
'Dus Elroy zat er helemaal naast.'
'Eh, ja,' zei ik. 'Van hem was de truc afkomstig waar Ellestok dat geld aan over heeft gehouden. Daarom is hij zo razend. En eigenlijk mag ik je dit allemaal niet vertellen.'
'Het kost je je kop of ze hangen je op of zo iets.'
'Aan de hoogste boom.' Ik nam een slokje wijn. 'Het is echt niet te geloven hoeveel mensen hulp van hun accountant proberen te krijgen bij hun belastingzwendeltjes. Als iemand de zaak wil flessen is zijn accountant geloof ik wel de laatste aan wie hij het moet vertellen.'
'Gewoon dóén, en mondje dicht?'
'Wie het risico wil nemen.'
Ze lachte ongelovig. 'Wat voor risico? Belastingontduiking is een nationale sport.'
Ik dacht: de mensen snappen ook geen fluit van de belasting. Belasting kan worden geïnd met een meedogenloosheid waar Victoriaanse pachtheren bij zouden verbleken, en de fiscale recherche beschikt over beangstigende bevoegdheden om bij je binnen te dringen en opening van zaken af te dwingen.
'Het is een stuk veiliger om je baas te bestelen dan de belasting,' zei ik.
'Dat meen je niet.'
'Neem wat toe,' zei ik.
De gebakwagen kwam langs en Jossie koos uit de toetjesvloed vier met room gevulde en in chocoladesaus gedompelde soesjes.
'Moet jij niet?' vroeg ze.
'Je vergeet Tapestry, aanstaande woensdag.'
'Geen wonder dat jockeys dik worden als ze zich uiteindelijk laten gaan wat eten betreft.' Tevreden lepelde ze het donkerbruine, kleverige goedje op. 'Waarom is het veiliger om van je baas te stelen?'
'Die kan je bezittingen niet verkopen om zijn geld terug te krijgen.'
De grote ogen verwijdden zich.
'Tjee!' zei ze.
'Als je schulden maakt kan de rechter een deurwaarder op je afsturen om je inboedel in beslag te nemen. Als je steelt kan dat niet.'
Haar mond bleef halverwege een hap stilstaan en ze keek me een beetje sullig aan, kauwde toen verder en slikte door. 'Ga verder,' zei ze. 'Ik hang aan je lippen.'
'Nou, kijk... díéfstal is de nationale sport, niet belastingontduiking. Kruimeldiefstal. Jatten. Gappen. Winkeldiefstal komt voor het grootste deel op rekening van het personeel, niet van de klanten. Niemand neemt het een meisje dat de hele dag panty's verkoopt echt kwalijk als ze een paar in haar tasje stopt als ze naar huis gaat. Je baas tillen wordt bijna beschouwd als een verworven recht, en als er eens een fabriek is die een efficiënte controleur bij de personeelsuitgangen neerzet is alles in rep en roer tot hij weg is.'
'Omdat hij de uittocht van steeksleutels en vorkheftrucks tegenhoudt?'
Ik grinnikte. 'Je zou een heel leger te eten kunnen geven van wat er in hotels uit de koelkast verdwijnt.'
'Dat zou een accountant niet grappig horen te vinden,' zei ze.
'Te meer niet daar hij zijn hele leven fraudes probeert op te sporen.'
'O ja?' zei ze verrast. 'Echt? Ik dacht dat accountants alleen maar sommetjes deden.'
'Het voornaamste doel van een onderzoek is om te kijken of er gerommeld wordt.'
'Ik dacht dat het erom ging... eh... de winst of het verlies op te tellen.'
'Niet echt.'
Ze dacht na. 'Maar als Trevor de balen hooi en de zadels en zo komt tellen, dan neemt hij toch de voorraad op?'
Ik schudde van nee. 'Dat is meer een controle in het belang van je vader, of hij niet een staljongen heeft die zo links en rechts stiekem een baaltje of een hoofdstel verkoopt.'
'Mijn God.' Ze was echt verbluft. 'En ik maar denken dat accountants ouwe krentenwegers zijn. Ik zal ze voortaan moeten beschouwen als rechercheurs van de fiscale opsporingsdienst.'
'Dat nou ook weer niet.'
'Waarom niet?'
'Als een accountant vaststelt dat een firma wordt opgelicht door bij voorbeeld de kassier, dan zegt hij dat gewoon tegen die firma. Hij arresteert de kassier niet. Hij laat het aan de firma over om uit te maken of er handboeien aan te pas moeten komen.'
'Maar ze besluiten natuurlijk altijd van wel.'
'O nee, beslist niet. Het is gênant voor een firma en het wil ze ook nog wel eens klandizie kosten als iedereen weet dat hun kassier ze een loer gedraaid heeft. Meestal ontslaan ze de kassier en houden hun mond.'
'Vind je het saai me dit allemaal te vertellen?'
'Nee,' antwoordde ik naar waarheid.
'Vertel me dan maar eens een goeie zwendel.'
Ik schoot in de lach. 'Wie kent er nog een goeie zwendel?'
'Schiet op, vertellen.'
'Eh...' Ik dacht na. 'De beste fraudes bestaan vaak uit gecompliceerd gegoochel met getallen. Het is de papierwinkel die het oog bedriegt, als een klaveraastruc.' Ik zweeg even en glimlachte, 'Ik weet een goeie, al waren het goddank geen cliënten van mij. Het ging om een bedrijfsleider van een fokkerij van braadkippen; die fokkerij verkocht wekelijks duizenden kippen aan een invriezerij. De bedrijfsleider verkocht er ook stilzwijgend honderd per week aan een poelier die niet wist dat de kippen van een vrachtwagen waren gevallen, bij wijze van spreken. Niemand wist eigenlijk ooit hoeveel kippen er nu op de fokkerij waren doordat de omzet en ook de omzetsnelheid zo groot waren en kuikens nog wel eens dood willen gaan. De bedrijfsleider stak een aardig, belastingvrij, regelmatig inkomentje in zijn zak, en zoals de meeste goede fraudeurs liep hij bij toeval tegen de lamp.'
'Welk toeval?'
'De poelier betaalde hem altijd per cheque, op zijn eigen naam. Op een dag kwam hij toevallig een van de directeuren tegen van het bedrijf waar de fokkerij eigendom van was en om een postzegel uit te sparen haalde hij zijn chequeboek te voorschijn, schreef een cheque uit op naam van de bedrijfsleider en vroeg de directeur die aan hem te geven, als betaling voor de die maand geleverde kippen.'
'En toen barstte de bom.'
'Ja, met een daverende klap. De bedrijfsleider werd ontslagen.'
'Geen rechtszaak?'
'Nee. Het laatste wat ik van hem gehoord heb was dat hij rozenstruiken verkocht per postorder.'
'En toen vroeg je je zeker af bij welke kwekerij bij werkte?'
Ik grinnikte en knikte. Ze was ad rem, en het leek ongelooflijk dat ik haar nog maar een dag kende.
We dronken koffie en praatten over paarden. Ze zei dat ze sinds een tijdje haar krachten beproefde in de military, maar dat ze er binnenkort de brui aan zou geven.
'Waarom?' vroeg ik.
'Gebrek aan talent.'
'Wat ga je dan doen?'
'Trouwen.'
'O.' Ik was vagelijk teleurgesteld. 'Met wie?'
'Geen idee. Ik loop wel tegen iemand aan.'
'Zo maar?'
'Natuurlijk zo maar. Echtgenoten vind je op de gekste plaatsen.'
'Wat doe je morgen?' vroeg ik.
Haar ogen glansden vol licht en levenslust. 'Ik ga naar een vriendin. Wat nu, hè?'
'Sommetjes maken, denk ik.'
'Maar morgen is het zondag.'
'Zodat ik de hele dag het rijk alleen heb in mijn kantoor, zonder gestoord te worden. Ik werk vaak 's zondags. Bijna altijd.'
'Goeiedag, zeg.'
We liepen naar de parkeerplaats, waar de Midget en de Dolomite naast elkaar stonden.
'Dank je voor het eten,' zei Jossie.
'En jij voor het gezelschap.'
'Hoe voel je je? Alles goed?'
'Ja,' zei ik verbaasd. 'Hoe zo?'
'Nou, gewoon, ik vraag het even,' zei ze. 'Pa zal er vast naar vragen. Het zag eruit alsof je een doodsmak maakte.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Een paar blauwe plekken.'
'Mooi. Nou, welterusten dan.'
'Welterusten.' Ik kuste haar op haar wang.
Haar ogen glinsterden in het gedempte licht dat door de ramen van het restaurant naar buiten viel. Ik kuste haar met gesloten lippen vrij kort op haar mond. Ik kreeg van haar een zelfde soort kus terug.
'Hm,' zei ze, terwijl ze een stap terug deed. 'Dat was niet slecht. Ik heb een gruwelijke hekel aan dat natte geslobber.'
Ze gleed geroutineerd in de Midget en startte de motor.
'Tot ziens in de hooiberg,' zei ze. 'Als je aan het tellen bent.'
Ze glimlachte terwijl ze wegreed, waarschijnlijk met een gelaatsuitdrukking die het spiegelbeeld was van de mijne. Ik maakte het portier open en voelde me een beetje belachelijk toen ik een blik wierp in de donkere ruimte achter de voorste stoelen.
Niemand.
Ik stapte in en startte, in dubio of ik wel of niet het risico zou nemen naar huis te gaan. De vrijdag en zaterdag waren in alle veiligheid voorbijgegaan, maar misschien lagen de katten nog steeds voor het muizeholletje. Ik kwam tot de slotsom dat het wel zo verstandig zou zijn nog een nachtje weg te blijven en reed van het restaurant weer om Oxford heen naar het noorden, naar de anonimiteit van het grote motel annex pompstation dat naast een drukke rotonde was gebouwd waar een aantal verkeersaders bij elkaar kwamen.
Het was er zoals gewoonlijk druk; er hingen vlaggen aan lange stokken en de benzinepompen ratelden en alles was helder verlicht. Ik schreef me in bij de receptie, nam de sleutel in ontvangst en reed om het gebouw heen naar de iets rustiger vleugel aan de achterkant, waar de kamers waren.
Slapen, daar zou ik geen moeite mee hebben, dacht ik. Het constante gebrom van het verkeer zou de slaap bevorderen. Een wiegeliedje.
Ik gaapte, pakte mijn koffer, sloot de auto af en stak de sleutel in de kamerdeur.
Ik kreeg een erg harde klap tussen mijn schouders. Ik viel tegen de nog dichte deur en direct daarop voelde ik een erg harde klap op mijn hoofd.
Deze keer ging het grof. Deze keer geen ether.
Verdoofd gleed ik langs de deur op de grond en het enige dat ik nog zag waren donkere, onherkenbare gestalten die zich vooroverbogen om me te stompen en te schoppen. De stoten sidderden door mijn botten en na een tweede dreun op mijn hoofd gleed ik diep weg in een bevrijdende vergetelheid.